De Siberische Iris wordt ook wel Siberische Lis en Siberische Vlag genoemd. Hij komt oorspronkelijk uit Europa en Centraal-Azië. Uit o.a. de landen Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Zwitserland, Tsjechië, Slovakije, Duitsland, Hongarije, Polen, Romenië, Bulgarije, Belarus, Estland, Letland, Moldavië, Oekraine, Turkije en Armenië en natuurlijk Siberië. Het is een zeer aantrekkelijke vaste plant die zich vermeerderd via zaaien en rhizomen. Het is een lid van de Lissenfamilie (Iridacea) net als: fresia, krokus, Gladiolen, Gele lis, bonte krokus, Saffraankrokus en de Blauwe Lis. De mooie, opvallende blauwe bloemen staan boven grasgroen op graslijkend blad. Deze plant doet het op een droge plaats, maar ook op een vochtige plek goed. Laat de plant niet in het water staan. Het is een gemakkelijke tuinplant die zeer elegant is. De bloemen staan op hoge stelen. De grote bloemen kunnen wel 12 cm in doorsnede zijn.
Deze plant bloeit in de maanden mei en juni. Hij is winterhard maar niet groenblijvend. Standplaats zon – halfschaduw. Vochtige grond. Het is een mooie snijbloem die zeer geliefd is bij bijen, vlinders en andere nuttige insecten. Het is een gemakkelijk te kweken en onderhouden plant. Na de bloei kan het blad worden verwijderd. Haal ook de bloemknop weg, dit zorgt ervoor dat de plant al zijn energie in de Rhizomen stopt voor het volgende jaar. Winterharde meerjarige. Hoogte: 70 – 100 cm.
Voorweken: 3 - 5 dagen
Binnen zaaien: januari - februari
Buiten zaaien: september - oktober
Kiemtijd: 30 - 180 dagen
Kiemtemperatuur: 18 - 22 ºC
Zaaidiepte: oppervlakkig - ½ cm
Plantafstand: 35 - 55 cm
Standplaats: zon - half schaduw
Bloeiperiode: mei - juli
De Siberische Iris is een koude kiemer die zeer onregelmatig kiemt. De zaden moeten voor het zaaien worden geweekt en worden aangevijld. Dit zorgt voor een iets snellere ontkieming. De zaden hebben eerst een periode van warmte nodig en hierna een koude periode. Zaai de zaden vanaf midden januari in een tray gevuld met goed vochtig gemaakte potgrond. Zet de zaden ongeveer 14 dagen op een temperatuur van 18 – 22 C. Houd goed warm, vochtig en laat de temperatuur vooral ’s nachts niet dalen. Hierna moet u de zaden een koude periode van 14 – 21 dagen geven bij een temperatuur van ongeveer 4 C. Dit kunt u eenvoudig doen door het zaaisel in de koelkast te zetten. Laat de zaden hierna rustig op kamertemperatuur komen. U kunt het zaaisel hierna vanaf begin mei overdag buiten zetten om af te harden. Dit doet u ongeveer 10 – 14 dagen. Hierna het u de jonge plantjes vanaf midden mei, zodra er geen kans meer is op nachtvorst, buiten op een zonnige, licht vochtige plaats met half schaduw. Houd een plantafstand van 35 – 55 cm aan.
Buiten zaaien kan vanaf september. De zaden op een zonnige, vochtige plaats met half schaduw zaaien. Bedek de zaden met een zeer dun laagje potgrond. De zaden komen het daaropvolgende voorjaar vanzelf uit. Dun de jonge plantjes uit, zodra zij groot genoeg zijn om te hanteren. Het blad verdwijnt in de winter en komt het daaropvolgende jaar vanaf het voorjaar weer te voorschijn. Als de bloemen zijn uitgebloeid, moet u de bloemknoppen verwijderen, maar laat de rest zitten dit voedt de rhizomen.