De schijnaardbei wordt ook wel sieraardbei en Indische aardbei genoemd. Het is een vaste plant afkomstig uit de rozenfamilie (Rosaceae) net als: vrouwenmantel, kweepeer, meidoorn, aardbei, appel, prunus, braam, pimpernel en natuurlijk rozen. De schijnaardbei komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Azië en is zeer geschikt als bodembedekker. Hij groeit zeer snel en kan behoorlijk woekeren. Hij kan gemakkelijk de niet zo sterke bosaardbei uit een tuin verdringen.
Het uiterlijk van de schijnaardbei lijkt veel op de bosaardbei. Maar helaas is de smaak heel verschillend. De bosaardbei is heerlijk zoet, maar de schijnaardei is onsmakelijk. Hij zit bovendien ook vol met harde pitjes. Deze plant is wel een zeer snelgroeiende bodembedekker. Hij heeft wel een zonnige plek met wat schaduw nodig. Vooral op voedselrijke en vochtige grond gedijt hij goed. Deze plant groeit in de vorm van een rozet. Het blad is hartvormig en donkergroen. De wortels vormen uitlopers, net als bij aardbeien. De moederplant kan bij strenge vorst uitsterven, maar de uitlopers blijven wel leven. Deze plant bloeit met kleine, gele bloemetjes die worden gevolgd door aantrekkelijke rode, kleine vruchtjes. Deze vruchtjes zijn eetbaar, maar helaas erg onsmakelijk. Maar het blad van de schijnaardbei is wel eetbaar en te gebruiken als een vervanger van spinazie. Dit is een groenblijvende plant in niet al te strenge winters. Winterharde meerjarige. Hoogte: 5 - 15 cm.
Binnen zaaien: april - juli
Kiemtijd: 21 - 30 dagen
Kiemtemperatuur: 15 - 21 °C
Zaaidiepte: oppervlakkig - ½ cm
Plantafstand: 10 - 20 cm
Standplaats: zonnig - half schaduw
Bloeiperiode: mei - oktober
Binnen zaaien kan vanaf april op een warme plek. Zaai oppervlakkig en spaarzaam in trays gevuld met goed vochtig gemaakte potgrond. Dek de zaden af met een heel dun laagje gezeefde potgrond. Bedek de trays met een deksel en zet ze warm en licht weg. Houd de temperatuur zo gelijkmatig mogelijk en laat vooral 's nachts de temperatuur niet dalen. Verwijder het deksel zodra de zaailingen opkomen. Als er na ongeveer 30 dagen na het zaaien nog niets is opgekomen, kunt u het zaaisel ongeveer 10 - 14 dagen in de koelkast zetten om te stratificeren. Hierna moet u het zaaisel voorzichtig op kamertemperatuur laten komen.
Verspeen de jonge plantjes in aparte potjes zodra ze hun eerste echte bladerpaar hebben. Vanaf midden mei kunt u de jonge plantjes ongeveer 10 - 14 dagen overdag buiten zetten om af te harden. Na deze periode kunnen de jonge plantjes buiten op een zonnige plaats met goed waterdoorlatende grond en eventueel wat schaduw worden gezet. Houd een afstand van 10 - 20 cm tussen de plantjes aan. Geef de planten voldoende water, vooral tijdens droogte en geef om de 14 dagen wat vloeibare plantenvoeding.